Startfase van de ventilatie @@&name@@

 

Deze functie verzamelt elke belangrijke status van het systeem (luchtontvochtiging, koelbescherming, enz. en geeft het door aan andere functies, in het bijzonder aan besturingsmechanismen specifiek voor ventilatie.

 

Het activeert achtereenvolgens de systeemcomponenten van een ventilator. Als er geen vraag naar is, bijv. van de systeemschakelaar, wordt de ventilatie onmiddellijk uitgeschakeld. De startvolgorde wordt geactiveerd met activatie.

 

Het voorspoelen van de voorverwarmingsinstallatie

 

Het voorspoelen van de voorverwarmingsinstallatie wordt geactiveerd (zie ook interventiemechanisme voorverwarmingsinstallatie). Het voorspoelen warmt de voorverwarmingsinstallatie op met opgepompt heet water om te voorkomen dat er een vorstsignaal verschijnt als de ventilatoren in de winter opgestart worden. Het is afgerond als:

 

 

Open bevochtigers

 

Als het voorspoelen afgelopen is, wordt de klepdrive geactiveerd. De startvolgorde gaat slechts verder als de klepdrive 'Open' als feedback geeft. Bij gemengde lucht echter kan dit plots gebeuren omdat er altijd een luchtweg open is.

 

Luchtaanvoerventilator

 

Als de kleppen 'Open' melden, wordt de luchtaanvoermotor geactiveerd

 

Een luchtafvoerventilator

 

Als de luchtaanvoermotor geactiveerd is, treedt er een vertraging op die overbevraging voorkomt als grote motoren gelijktijdig opstarten. Als deze vertraging afgerond is, wordt de luchtafvoermotor geactiveerd.

 

Regeling/ rampinstelpunt van de luchtaanvoertemperatuur

 

Als de luchtafvoermotor geactiveerd is, treedt er een vertraging op die ventilatoren helpen bij de provisie van een stabiele hoeveelheid lucht en bij het vrijgeven van eventueel extra warmte via de voorspoelfase. Als de vertraging voorbij is, wordt de interventiefunctie geactiveerd.

 

Samen met de interventie wordt ook het rampinstelpunt van de luchtaanvoertemperatuur geactiveerd. Als er al een overschot aan warmte zou zijn, zou die inmiddels al afgevoerd zijn door de vertraging die de interventie voorafgaat en activeert. Hoe dan ook, de luchtaanvoertemperatuur kan soms merkelijk te hoog zijn, bijvoorbeeld door een slechte instelwaarde van de voorverwarmingsinstallatie bij een koude start. Men kan het rampinstelpunt gebruiken om te voorkomen dat bij interventie buitensporige sprongen gemaakt worden met grote schommelingen tot gevolg

 

Als de interventiefunctie geactiveerd wordt, wordt als instelpunt de temperatuurwaarde van de luchtaanvoer ingesteld. Tijdens de instelduur neemt dit instelpunt vervolgens af tot de eindwaarde van de ramp (een ramp up werkt ook In het proces start de interventiefunctie van de voorverwarmingsinstallatie met een nulafwijking en volgt dan langzaam het instelpunt.

 

Controle grenswaarde

 

Nadat het rampinstelpunt gedraaid heeft, treedt een vertraging in werking. Als deze vertraging afgerond is, wordt de grenswaardecontrole geactiveerd. Tijdens het proces is er genoeg tijd voor interventie om het werkpunt te bereiken vooraleer de controle van het instelpunt geactiveerd wordt.

 

Parameter

Waarde

Maximumduur van het voorspoelen

@adj_SpuelenDauer.1p@ s

Vertraging tussen de activatie van de luchtaanvoer- en luchtafvoerventilator

@adj_AbluftVerz.1p@ s

Vertraging tussen de activatie van de luchtafvoerventilator en het besturingsmechanisme

@adj_ReglerVerz.1p@ s

Ramptijd van het luchtaanvoerinstelpunt

@adj_SwZuluftRampe.1p@ s

Vertraging tussen het eindinstelpunt en de grenswaardecontrole

@adj_GrenzenVerz.1p@ s

Grenswaarde buitentemperatuur uitschakeling voorspoelen

@adj_SpuelenAt.1p@ °C

Grenswaarde terugvoertemperatuur uitschakeling voorspoelen

@adj_SpuelenRlGw.1p@ °C

Minimaal instelpunt toevoer air ramp

@adj_SwZuluftMin.1p@ °C